Visa trip

1 april 2014 - Kuala Tahan, Maleisië

10 maart zette we onze trip verder naar betere oorden. We namen de bus richting Krabi vanwaar we de boot namen naar Railay, welke desondanks het geen eiland is enkel bereikbaar is via het water. Vanuit het bootje kregen we een mooi zicht op de kalksteenbergen gehuld in een groen jasje en af en toe voorzien van een klein strandje. We werden niet aan wal afgezet maar moesten zelf een stukje door het water aangezien het te ondiep was. Als slaapplaats kozen we een houten hut gelegen in de natuur en een prachtig zicht dat bij zonsondergang het hoogtepunt bereikte. De ondergaande zon die de hemel kleurt en de bergtoppen een warme toets geeft, daar genoten we dan van op ons terrasje met een verse mango die de eigenaar zelf kweekt aan de padjes naast de hutten.Railay beschikt over 2 stranden die heel toeristisch zijn omdat ze naast de resorts liggen maar ook omdat er daar geen stenen in het water liggen. Dat maakte ons niet veel uit dus zochten we een klein rustig strandje waar ik wat kon vissen en Michelle wat relaxen in de schaduw aangezien het veels te warm was in de zon. Blijkbaar viel de inktvis die ik gebruikte als aas wel in de smaak want geregeld kon ik een visje binnenhalen, die dag toch. De andere dagen lukte me het niet meer dus hield ik er ook snel mee op en verkenden we andere stukken van Railay.De kalkstenen bergen maken van Railay ook een waar klimparadijs dat klimmers vanover de hele wereld aantrekt. Daar gaven we onze ogen soms ook even de kost aan vanuit een bar, maar zelf deden we het niet. Daar heb ik ondertusse wel al wat spijt van ondanks ik denk dat ik er nog niet ervaren genoeg voor ben en het nogal prijzig is. Niet enekl het landschap is mooi maar ook de dieren de er zijn. Zo zijn er 2 soorten apen te vinden waaronder 1 soort die we nog niet eerder zagen namelijk de gebrilde langoer. Plezante apen die niet uit zijn op het stelen van eten zoals de langstaart makaaken die er ook in hopen aanwezig zijn. 15 Maart was het tijd om te vertrekken richting Maleisië aangezien onze visa de 16de vervielen. Onverwacht konden we in 1 trek de hele afstand tot Kuala Lumpur afleggen waar we rond 6u smorgens aankwamen. Na een tijd zoeken vonden we in china town, die precies in elke stad in ZO-Azië te vinden zijn, een guesthouse waar we direkt ons bed konden inkruipen om wat bij te slapen. Maleisië is een welvarend land dat in de hoofdstad goed zichtbaar is. Geen groot contrast tussen arm en rijk, veel grote en nieuwe gebouwen, wel onderhoude straten en historische gebouwen en alles is duurder. Dat konden we toch vaststellen van onze wandelingen door het oude en nieuwe gedeelte van de stad. We zagen heel wat historie over de stad in het museum dat zelfs een lichtshowtje gaf bij de voorstelling van miniatuur Kuala Lumpur, best wel mooi. Het museum zelf ligt in het oude gedeelte waardoor we op het gemakske slenterden en genoten van het oude pracht en praal. Het nieuwe gedeelte van de stad ging mooi over in het oude waarbij torenhoge gebouwen uit de grond kwamen schieten met als klap op de vuurpijl de petronas towers. 2 imposante torens die met een brug ergens halverwege verbonden zijn en voorzien van een aanliggend park vanwaar je ze kan bewonderen.Savonds aten we in de drukke straatjes van china town waar lekker straateten wordt geserveerd. Het plezantste was het kraampje dat gevuld was met saté's gekoeld door ijsblokken waar je je keuzes liet bbq'en of frituren en als er dingen waren die gekookt moesten worden kon je dat zelf doen aan de tafel die voorzien was van een kookpot. Niet enkel china town bied vanalle lekkernijen maar ook little India dat niet veel verder lag. Zowat in elke belangrijke stad in Maleisië is ook een Indisch gedeelte te vinden dat little India wordt genoemd. De reden dat er zoveel Indiërs in Maleisië leven is omdat ze jaren geleden bij de kolonisatie van de Engelsen naar hier zijn gehaal om te werken en nog steeds komen veel Indiërs hier wonen op zoek naar een beter leven. De straten in little India zijn gevuld met bollywood muziek, de geur van het Indische eten, de rode speekplekken van de beetlenut die ze kauwen, enz....De imposante mengelmoes van tijd en rassen lieten we tijdelijk achter om het eiland Penang op te zoeken. Daar verbleven we in de stad Georgetown die bekend staat om zen lekker straateten, straatkunst en koloniale gebouwen terug te vinden in het oude gedeelte. Perfect om rustig door de straten te verdwalen, op te gaan in de onstpannen sfeer die er hangt en savonds te genieten van een lekker bordje straatnoedels. Ondanks dat we dachten dat het weer een 'gezellig' aziatisch stadje ging zijn heeft het ons toch aangenaam verrast. Penang beschikt ook over een nationaal park waar we met de brommer heen reden om wat te wandelen. Een speciaal park was het zeker niet, maar aangezien het gratis is verwachtte we er ook niet zoveel van. We zagen er wel mooie roofvogels en een grote knalrode duizendpoot die me wat bezighielden om foto's van te trekken terwijl Michelle wat kon relaxen aan een strand met wat bars op.Na al die hitte waren we uit op wat afkoeling die te vinden was in de Cameron Highlands. Voor de eerste maal sinds lang konden we nog eens genieten van een warme douche en een trui savonds, zalig. Dat was niet het enige wat ons blij maakte want in die streek worden veel aardbeien geteeld waarvan wij eens goed smulden. Aardbeienijs, aardbeienstroop, aardbeien jam en gewoon verse aardbeien, mmmm. In de Highlands kan je ook vele wandelingen doen die telkens worden afgeraden om zelf te doen ondanks ze maar een paar kilometer zijn op hun langst. Dit was natuurlijk met de bedoeling om een kostelijke tour aan te prijzen, wat bij ons niet pakte natuurlijk. Smorgens met een lokale bus naar de start van het pad en we waren vertrokken. Eerst liepen we langs de theeplantages waar we de privilége kregen om een roofvogel bezig te zien zijn prooi te verslinden. Vervolgens langs de aardbeiplantages, die het zicht belemmeren met hun lelijke serres, recht het mosbos in. Een precies betoverd bos waar de bomen ouder lijken dan ze zijn omdat er overal planten en mos op groeid. Mooi maar vermoeiend want ondanks het beschreven werd als een wandelpad was het meer een klimparcour. Dat is natuurlijk wel eens plezant ipv een gewone wandeling. Het is een mooi gebied maar niet verleidelijk genoeg om lang te blijven, dus besloten we onze trip verder te zetten naar Taman Negara national park. Hier is 1 van de oudste regenwouden te vinden ter wereld waar je door kan trekken, kamperen en dieren kan spotten. Na een trip met een minibus, bus en boot bereikten we het dorpje Kuala Tahan gelegen aan de rand van het park. Daar verbleven we nog een daggetje om rantsoen in te slagen, een tent te huren en informatie in te winnen. Ook hier werd het sterk afgeraden om zonder gids het park te betreden, maar het mocht wel. Met een volgeladen rugzak trokken we er toch met zen tweëen opuit. Al snel brak het zweet ons uit vanwege welk pad we gekozen hadden, steeds dalen en stijgen met de nodige voorzichtigheid vanwege de wortels en steilheid. Al snel waren de eerste flessen water leeg, maar we werden er wel voor beloond. Aangezien het zo'n vermoeiend pad is wordt het amper bewandeld wat de kans op het spotten van dieren verhoogd. Zo zagen we barking deer (waarvan we eerst echt dachten dat het honden waren ofzo) en gibbons. Gibbons zijn een soort apen die we al lang eens wouden zien. Het probleem is dat ze heel schuw zijn ondanks je ze bijna in elke jungel naar elkaar hoort roepen. Dat gaf ons dus weer nieuwe energie om het laatste stuk af te leggen. We zette onze tent op een zandbank vlak naast de rivier en maakte direct een vuurtje om te kunnen koken. Met juist nieuwe potten begon Michelle te koken. Ze zag er al zo lang naar uit om eens zelf te koken, het deed haar deugd. Ondanks dat ze met volle plezier kookte was de rijst en curry wat mislukt. Die nacht heeft ze lang gepiekerd hoe ze het beter kon maken en ik weet niet wat ze anders deed maar het was echt lekker de volgende dag. We bleven nog 1 dag kamperen aan de rivier zodat we wat konden vissen en zwemmen in de rivier. De dag nadien vertrokken we richting een hut waar je dieren vanuit kan observeren en blijven slapen. De weg was kort en vrij plat dus was het gemakkelijk wandelen. Eens aan de hut bleek het nogal druk waarna wij besloten de tent toch maar op te zetten een 20min verder. Midden in het bos zette we onze tent op en konden we genieten van de jungelgeluiden tijdens ons eten en een koffietje, pure luxe. Na de laatste nacht in het bos te hebben doorgebracht wandelden we terug richting Kuala Tahan. De wandelig ging vlot op de bijen na die onze rust telkens verstoorde. Bijna bij iedere pauze kwamen er bijen ons lastigvallen die zich met de seconde vermenigvudigden. Het gevolg was dat we redelijk snel aankwamen. Eens terug genoten we van fruitsla en een colake, dat deed echt goe! Vooraleer we vertrokken richting Kuala Lumpur hebben we nog 2 dagen gerelaxed om terug op krachten te komen. In die 2 dagen zagen we ook nog wilde zwijnen vanuit een observatiehut dichtbij het dorp en een half tamme tapir die bijna elke avond langskomt in een resort waar hij een maaltijd krijgt van resten watermeloen. Na die maaltijd legt hij zich dan ergens wachtend om geaaid te worden, luxe beestje.31 maart rond 15u kwamen we aan in Kuala Lumpur waar we wat door de toeristische straatjes dwaalden en nog gezellig tafelden met 3 hollandse vrouwen. De dag erop sliepen we uit, maakten we onze zakken en vertrokken we met de vlieger richting Bangkok om eindelijk een visum voor 30 dagen te ontvangen dat eigenlijk het doel was van de trip naar Maleisië.

Foto’s

4 Reacties

  1. Vital:
    1 april 2014
    Ge kunt egt schoon verhalen schrijven !!
  2. The :
    2 april 2014
    Ja dat is waar,het gaat altijd maar beter en beter,je wenst dat je die dingen zelf zou doen!!
  3. Ira Possemiers:
    3 april 2014
    schitterende, spannende verhalen :)
  4. Oma en opa:
    25 april 2014
    hopelijk alles ok met jullie. Hier gaat alles zijn gangetje zoals altijd, dus geen speciaal nieuws
    groetjes van opa en oma